e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vreren

Overzicht

Gevonden: 388
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kerel kerel: kjae.əḷn (Vreren) kerel [RND] III-3-1
kermis kermis: kɛrəmɛs (Vreren) kermis [RND] III-3-2
kikker kwakvros: kwakfroͅs (Vreren) kikvors, puit [RND] III-4-2
kikkerdril kwakvorseieren: kwakfoͅzei̯ər (Vreren) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkerdril (2, bewerkt) (-)eieren, eitjes: kwakfoͅzei̯ər (Vreren) kikkerrit [RND] III-4-2
kind (algemene benaming) kind: kend (Vreren) kind (een - dopen) [ZND 23 (1937)] III-2-2
kinketting bandkettel: ba.ntkętǝl (Vreren) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kippen kuikens: ka.ǝkǝz (Vreren) De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.] I-12
kletsoor klaksoon: klaksōn (Vreren), klaksoor: klaksōr (Vreren) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
knie knie: knî: (Vreren) knie [RND] III-1-1