| 33383 |
paardekrib |
krib:
krep (Q172p Vroenhoven),
krøp (Q172p Vroenhoven)
|
De drink- en voerbak die vóór de paarden langs loopt, op een hoogte van ongeveer een meter. Het voer in de krib is meestal vrij fijn (haver, haksel). Zie ook het lemma "vaste voer- en drinkbak" (2.2.15). [N 5A, 59a en 59b; L 28, 52; L 42, 3; monogr.]
I-6
|
| 24414 |
paardenhorzel |
paardshorzel:
pjɛrshuə.sələ (Q172p Vroenhoven)
|
insect III [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
| 29636 |
paardetuig |
paardsgetuig:
piɛts˲gǝtȳ.x (Q172p Vroenhoven)
|
De naam voor het paardetuig in het algemeen. [JG 1a, 1b; N 13, 80; monogr.]
I-10
|
| 33320 |
pacht, vruchtgebruik |
pacht:
pāx (Q172p Vroenhoven)
|
Onder pacht worden drie samenhangende betekenissen verstaan: 1. hetgeen de pachter betaalt: "de pacht betalen"; 2. het vruchtgebruik van de grond: "grond in pacht hebben"; 3. het contract: "de boer heeft nog twee jaar pacht". Tocht hangt, evenals de nevenvorm tucht, oorspronkelijk samen met trekken in de betekenis "telen"; leeftocht is dan "tocht ("vruchtgebruik, pachtcontract") voor het leven". Aan tuis, vergelijk Mnl. tuuscen "dobbelen; bedriegen; ruilen", correspondeert Du. tauschen. Belading en belader corresponderen met belasting. Het feest van Sint Remeis of Sint Remigius, wiens naamdag naar de Romeinse kalender op 1 oktober valt, wordt wel de "huurdag der boerenknechten en meiden" genoemd (naar Jongeneel, 54). Bij boermeste: pachtvergoeding in natura; in plaats van een pachtsom te betalen, mocht de boer het onderhavige land voor één jaar gebruiken, mits hij voor eigen rekening het land een goede organische bemesting gaf. [L 14, 6; L 32, 101; Wi 18; monogr.]
I-6
|
| 24534 |
paddestoel (alg.) |
champignon:
šampəjoŋ (Q172p Vroenhoven)
|
paddestoel [RND]
III-4-3
|
| 20700 |
pannenkoek |
koek:
ko.k (Q172p Vroenhoven)
|
pannenkoek [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
| 18295 |
pantoffel |
slof:
sloof (Q172p Vroenhoven),
sluf (Q172p Vroenhoven)
|
pantoffel [ZND 40 (1942)] || Slof, een paar sloffen. Bedoeld worden ruime pantoffels van ruwe stof (zelfkant) zonder of met neergetrapt achterstuk (fr. chaussons de lisière) [ZND 48 (1954)]
III-1-3
|
| 18194 |
paraplu |
paraplu:
nə paerəply (Q172p Vroenhoven)
|
paraplu [ZND 40 (1942)]
III-1-3
|
| 21950 |
paren van de duiven |
koppelen:
kòpələ (Q172p Vroenhoven)
|
Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
| 23283 |
parochie |
parochie:
`kerkelijke gemeente met een pastoor`
ən pərəchi (Q172p Vroenhoven)
|
Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|