e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vroenhoven

Overzicht

Gevonden: 1550
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
langwerpige streep van voorhoofd tot neus witte streep: witǝ stręi̯p (Vroenhoven) Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b] I-9
laster laster: ook materiaal znd 30, 01  laster (Vroenhoven), làstĕr (Vroenhoven) laster [ZND 01 (1922)] III-1-4
lasteren kwaadkallen: ook materiaal znd 30, 01  kutkal-lə (Vroenhoven) laster [ZND 01 (1922)] III-1-4
lastig (werken) lastig: ook materiaal znd 30, 02  leͅstəch (Vroenhoven), lèstich (Vroenhoven) lastig [ZND 01 (1922)] III-1-4
laten laten: laote (Vroenhoven), loate (Vroenhoven), lōte (Vroenhoven) laten [ZND 25 (1937)] III-1-2
leeg, gezegd van een noot rot: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  rŏttĕ njiĕùt (Vroenhoven) loze noot [ZND 30 (1939)] III-2-3
leegloper leegloper: ook materiaal znd 30, 4  lēchløpər (Vroenhoven), lèchlooper (Vroenhoven) leegloper [ZND 01 (1922)] III-1-4
leest leest: lę̄s (Vroenhoven), līs (Vroenhoven) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: eenĕ liĕuw (Vroenhoven), ənə liw (Vroenhoven) Leeuw. [ZND 30 (1939)] III-3-2
leeuwenbek leeuwenmuiltje: -  liw.əmoeɛlkə (Vroenhoven) grote leeuwebek [ZND 40 (1942)] III-4-3