e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vucht

Overzicht

Gevonden: 1277
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
breeddorser breeddorser: bręi̯.dē.sǝr (Vucht) Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
breinaald strikijzer: strikiezeren (Vucht) Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)] III-1-3
brem brem: brem (Vucht) brem: lage heester met gele zijstandige bloemen, die in de heide of ok langs spoorbanen groeit; fr. genêt; lat. genista [ZND 32 (1939)] III-4-3
breuk breuk: breuk (Vucht) hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)] III-1-2
briesen bruisen: brušǝ (Vucht), spruisen: sprūšǝn (Vucht) Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5] I-9
broeden, op eieren zitten broeden: brø̄i̯ǝ (Vucht), brø̄i̯ǝn (Vucht) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedhen broedbeest: brø̄i̯bīǝst (Vucht) Kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [N 19, 59; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
broek broek: brōk (Vucht) De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.] I-10
broek: algemeen broek: brook (Vucht) broek [ZND 22 (1936)] III-1-3
brompot grommelaar: grooumelĕr (Vucht) Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)] III-3-1