e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vucht

Overzicht

Gevonden: 1277
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
karweien wegen: weigén (Vucht) onbetaalde arbeid verrichten aan openbare wegen [ZND 36 (1941)] III-3-1
kat kat: kát (Vucht) kat [Goossens 1b (1960)] III-2-1
katapult kattenprul: katteprul (Vucht) Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjes wegschieten? [Lk 01 (1953)] III-3-2
kazuifel miskleed: meskleidt (Vucht) Een kazuifel (misgewaad; de uitspraak juist weergeven). [ZND 36 (1941)] III-3-3
keel keel: kē̜.l (Vucht), strots: strō.ts (Vucht) Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29] I-9
keerstrook, wendakker voordel: vøę̄rǝl (Vucht) Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.] I-1
kegelen kegelen: keigele (Vucht) Zij zijn aan het kegelen. [ZND 36 (1941)] III-3-2
kelder kelder: kelder (Vucht) kelder [ZND 36 (1941)] III-2-1
kerkklok klok: de klepel van de klok (Vucht) De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] III-3-3
kermis kermis: meurgen es `t kèrmis (Vucht) Morgen is het kermis. [ZND 39 (1942)] III-3-2