17816 |
liggen |
liggen:
likgen (Q008p Vucht)
|
liggen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
24567 |
lijsterbes |
lijsterbes:
recent
lijsterbes (Q008p Vucht)
|
lijsterbes (Sobus aucuparia) [Lk 04 (1953)]
III-4-3
|
17867 |
links, linkshandig |
links:
leink (Q008p Vucht)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: hij is... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
17869 |
linkshandig persoon |
linkse, een -:
eine leinksen (Q008p Vucht)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: het is een ... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
17617 |
lip |
lip:
løp (Q008p Vucht)
|
Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
løp (Q008p Vucht)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
24541 |
lis (alg.) |
lis:
lesj (Q008p Vucht)
|
lis [ZND 29 (1938)]
III-4-3
|
18051 |
litteken |
lijnteken:
leinteiken (Q008p Vucht)
|
een litteken [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
beuken:
bø̄.kǝn (Q008p Vucht)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
17817 |
lopen |
lopen:
laopen (Q008p Vucht),
lǫu̯.pǝn (Q008p Vucht)
|
lopen [ZND 25 (1937)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82]
I-9, III-1-2
|