e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vucht

Overzicht

Gevonden: 1277
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
proppenschieter klaptoet: klaptoet (Vucht) Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)] III-3-2
punt van het blad van de zeis tip: tøp (Vucht) De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
putgalg gaffel: gafəl (Vucht, ... ) [ZND 32 (1939)] I-7
puthaak putgard: pɛtgɛrt (Vucht) [ZND 32 (1939)] I-7
putzwengel putgard: putgaard (Vucht), pøtgēͅrt (Vucht) [ZND 32 (1939)] I-7
raapzaadolie smout: smau.t (Vucht) De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.] I-5
raar, vreemd aardig: ook materiaal znd 19a, 003  aardig (Vucht) zonderling, vreemd [ZND 01 (1922)] III-1-4
raat raats: (mv)  rōtsǝn (Vucht) Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6
rammelaar rammelaar: rɛməlēͅr (Vucht), rekel: rēͅkəl (Vucht) rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1
rapen rapen: rā.pǝ (Vucht) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5