33645 |
akker |
veld:
vɛlt (Q205p Wahlwiller)
|
Met het begrip ɛakkerɛ wordt in dit lemma bedoeld een bepaald begrensd stuk akkerland of bouwland. Veel respondenten uit Belgisch Limburg beschouwen perceel als een notariswoord. De woordtypen tarweland, haverland, bietenland, korenveld en koren duiden op een stuk land waarop een bepaald gewas wordt verbouwd.' [N 27, 2a; N 11, 1b; A 11, 4; A 3, 40; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 11b; L 19b, 1a; Vld.; monogr.]
I-8
|
23195 |
allerheiligen |
allerheiligen:
allerhillige (Q205p Wahlwiller)
|
Allerheiligen. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
23196 |
allerzielen |
allerzielen:
allerzîēele (Q205p Wahlwiller)
|
Allerzielen. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
33494 |
appelboom |
appelbomen (mv.):
Vraag: "appelboomjes", diminutief gelaten; enkelvoud opgenomen
appelbeum (mv) (Q205p Wahlwiller, ...
Q205p Wahlwiller)
|
[DC 03 (1934)]
I-7
|
20585 |
bakken |
bakken:
bàkkə (Q205p Wahlwiller)
|
bakken [RND]
III-2-3
|
18173 |
barrevoets |
op blote voeten:
o blu.ətə vø:t (Q205p Wahlwiller)
|
blootvoets [RND]
III-1-3
|
19730 |
bed |
bed:
be̝ͅt (Q205p Wahlwiller)
|
bed [RND]
III-2-1
|
19471 |
bedsprei |
bedsprei:
be̝ͅtšprēͅi̯ (Q205p Wahlwiller)
|
bedsprei [RND]
III-2-1
|
33660 |
beemd |
band/bend:
benǝt (Q205p Wahlwiller)
|
Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.]
I-8
|
24916 |
bergx |
bergen (mv.):
mv.!
bérrəch (Q205p Wahlwiller)
|
berg (bergen) [RND]
III-4-4
|