20205 |
man |
man:
ma.n (Q260p Walhorn, ...
Q260p Walhorn)
|
man [RND], [RND]
III-3-1
|
34446 |
mannelijke geit |
bok:
bo.k (Q260p Walhorn)
|
[N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
21271 |
markt |
markt:
ma:t (Q260p Walhorn)
|
markt [RND]
III-3-1
|
20909 |
mayonaise |
mayonaise:
májónéés (Q260p Walhorn)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|
21273 |
meester |
leraar:
liəror (Q260p Walhorn)
|
(school)meester [RND]
III-3-1
|
33337 |
meid, dienstmeid |
maagd:
māt (Q260p Walhorn)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
34237 |
melk |
melk:
mē.lǝk (Q260p Walhorn)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkman:
meləkma. (Q260p Walhorn)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
32582 |
mest laden |
(mest) laden:
l˙ānǝ (Q260p Walhorn)
|
Mest uit de mestvaalt (vroeger uit de potstal) met een riek op de gereedstaande kar laden. Meestal wordt de karbak zo hoog mogelijk volgetast. [N P, 7; N 11A, 10; JG 1a; monogr.]
I-1
|
32591 |
mest verspreiden |
uitspreiden:
u.tšprei̯ǝ (Q260p Walhorn)
|
De hoopjes mest die op het land liggen, moeten vóór het ploegen gelijkmatig over het land worden verdeeld met de riek: men neemt telkens een hoeveelheid mest op, om deze vervolgens uiteen te schudden, terwijl men met de riek een slingerbeweging maakt. [N 11, 20; N 11A, 23; N M, 8b add.; A 9, 27; RND 51; JG 1a + 1b + 2c; JG 2b-4, 9; monogr.]
I-1
|