e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Waltwilder

Overzicht

Gevonden: 917
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sikkel sikkel: sikǝl (Waltwilder), zikkel: zi.kǝl (Waltwilder) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
sinaasappel appelsien: appelsien (Waltwilder) sinaasappel [ZND 40 (1942)] III-2-3
singel singel: s˙eŋǝl (Waltwilder) Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.] I-10
sint-pieter te rome sint-pieter: sint-peeter (Waltwilder) Sint-Pieter. [ZND 40 (1942)] III-3-3
sintel asserade: asserooi (Waltwilder) Hoe heet het overblijfsel van verbrande kolen dat nog eens kan branden ? [ZND 42 (1943)] III-2-1
sjalot sjarlot: šərloͅt (Waltwilder) sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
sla, algemeen salade: slōͅt (Waltwilder) [Goossens 1b (1960)] I-7
slaan slaan: bont en blo geslaoge (Waltwilder) ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2
slachten slachten: slaxtǝ (Waltwilder) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1
slecht gesneden hengst piet: pet (Waltwilder) Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.] I-9