20751 |
langwerpig wittebrood |
weg:
Syst. WBD
weg (L214p Wanssum)
|
Langwerpig wittebrood (peel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
bles:
blęs (L214p Wanssum)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
19599 |
lantaarn |
lucht:
lø̄xt (L214p Wanssum)
|
lantaarn
III-2-1
|
19836 |
lantaren |
lantaren:
lantēͅrə (L214p Wanssum)
|
lantaren
III-2-1
|
24420 |
larve van de libel |
sprokkel:
sprokkel (L214p Wanssum)
|
larve vd libel
III-4-2
|
31724 |
lat |
lat:
lat (L214p Wanssum)
|
In het algemeen een gezaagde strook hout met geringe breedte en dikte. [N 50, 73e; N 50, 74a; monogr.]
II-12
|
22076 |
laten uitvliegen |
loslaten:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
losloate (L214p Wanssum)
|
Hoe zegt men: de duiven eens laten uitvliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34642 |
latwerk |
hort:
hort (L214p Wanssum
[(vervoer van stro of hooi)]
)
|
Latwerk dat op de berries van de kruiwagen gelegd werd, ten einde het laadvlak te vergroten. [N 18, 101; JG 1d]
I-13
|
34106 |
lebmaag |
lebmaag:
lɛb˱māx (L214p Wanssum)
|
De vierde of eigenlijke maag van de koe, de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant. Via de lebmaag gaat het voedsel in de darmen over. [N 28, 84; A 9, 11d]
I-11
|
20479 |
leeftijd, ouderdom |
ouder:
ālder (L214p Wanssum)
|
ouderdom, leeftijd
III-2-2
|