e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214p plaats=Wanssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
motor moter: motər (Wanssum) motor [RND] III-3-1
mouw mouw: mów (Wanssum) mouw III-1-3
mug knaas: knozze (Wanssum), knozel: knozel (Wanssum) mug || steekmug [DC 18 (1950)] III-4-2
muik muik: moͅi̯ək (Wanssum), muək (Wanssum) meuk, bewaarplaats in het hooi om fruit te laten rijpen: kinderen hadden zon moeëk III-2-3
muilband, bovenste band van de schoof bovenste band: bø̜vǝstǝ(m) [band] (Wanssum), kruisband: krȳs[band] (Wanssum) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
muiltje slof: sloffen (Wanssum), slóf (Wanssum) Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)] || slof III-1-3
muis muis: mōēs (Wanssum) muis III-4-2
muis van de hand muis: mōēs (Wanssum, ... ), schenk: schink van de hand (Wanssum) muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)] III-1-1
muizen muizen: mōēze (Wanssum, ... ) muizen (ww) III-2-1
mulle grond papzand: papzand (Wanssum) Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.] I-8