e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214p plaats=Wanssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
prutswerk fiemelwerk: fiemelwerk (Wanssum), knommelarij: knómmeleri-j (Wanssum) ondeugdelijk waardeloos of uitvoerig en omslachtig werk || prutswerk, peuterwerk III-1-4
puber hangoor: hangoeër (Wanssum), herfsthaan: herfsthaan (Wanssum) opgeschoten jongen; jongen in puberteitsjaren || opgroeiende jongen of meisje III-2-2
pudding podding: poͅdeŋ (Wanssum), Syst. WBD  podding (Wanssum) pudding || Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)] III-2-3
puimsteen puimsteen: pymstiǝn (Wanssum) Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.] II-9
puistjes broddels: broddels (Wanssum), bultjes: bultjes (Wanssum), puistjes: puusjes (Wanssum) puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)] III-1-2
putemmer putemmer: pøtɛmər (Wanssum) [N 12 (1961)] I-7
putgalg putvork: pøtvøͅrk (Wanssum) I-7
putzwengel putwip: pøtwep (Wanssum) I-7
raadsel raadsel: raodsel (Wanssum) raadsel III-1-4
raadsel(tje) raadsel(tje): en raodsel (Wanssum), en rödselke (Wanssum), raodsel (Wanssum) raadsel [N 07 (1961)] || Raadsel. || raadseltje [N 07 (1961)] III-3-2