e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214p plaats=Wanssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rogge rog(ge): rǫx (Wanssum) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
roggebrood roggeweg: roͅgəwɛx (Wanssum) roggemik III-2-3
rok van grove stof tiereteien: Van Dale: tieretein (<Ofr.), (veroud.) geweven stof met een linnen ketting en een wollen inslag. WNT: tieretein, tierentaeje rock.  terenteie (Wanssum) ijzersterke wollen stof, gestreept blauw-wit of rood-wit; men gebruikte ze vooral voor het maken van onderrokken III-1-3
roken roken: ruəkə (Wanssum), smoken: smuəkə (Wanssum) roken || roken, speciaal tabak III-2-1, III-2-3
rokkussentje votkussen: votkusse (Wanssum) kussentje met twee linten dat op de scheiding van rug en achterwerk gedragen werd om de rokken een goede val te geven; keu III-1-3
rollen wellen: wɛ ̝lǝ (Wanssum) Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.] I-2
rond wittebrood plats: Syst. WBD  plaas (Wanssum) Plat, rond wittebrood (plats?) [N 16 (1962)] III-2-3
ronde vijl, rattenstaart rattenstaart: ratǝstárt (Wanssum) Kleine, ronde, spits toelopende vijl die wordt gebruikt voor het afwerken en bijwerken van gaten en sterk gekromde uithollingen. Zie ook afb. 59 en het lemma ɛronde vijl, rattenstaartɛ in wld II.11, pag. 73.' [N 53, 145; monogr.] II-12
rongen rongen: roŋǝ (Wanssum  [(enkelv roŋ)]  ) Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a] I-13
rongogen rongogen: roŋūǝx (Wanssum) Metalen krammen waarin de rongen gestoken werden om ze aan de draagbalk van de bak te bevestigen. [N 17, 32; N G, 60e; monogr] I-13