17641 |
ruggenwervel |
ruggenwervel:
ruggewervel (L214p Wanssum, ...
L214p Wanssum),
wervel:
wervel (L214p Wanssum)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
21936 |
ruien |
grote rui (zn.):
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
groeëte rui (L214p Wanssum),
ruien:
röje (L214p Wanssum),
ruizelen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
rûzele (L214p Wanssum)
|
Hoe heet het volledig vernieuwen van het vederkleed? [N 93 (1983)] || ruien
III-3-2, III-4-1
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
rükke (L214p Wanssum)
|
ruiken
III-1-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
koetelen:
kōētele (L214p Wanssum)
|
Ruilen met alle mogelijke zaken, vooral prullen, door kinderen.
III-3-2
|
33436 |
ruimte tussen opeenvolgende gebinten |
gebont:
gǝbōnt (L214p Wanssum)
|
Het vak of de ruimte tussen de opeenvolgende gebinten in een stal of in een schuur, die wordt begrensd door de vlakken van twee gebinten en de buitenmuur of door één gebint en twee muren die dan een hoek vormen. Zie afbeelding 18 en de plattegronden bij paragraaf 1.2. Bij driebeukige gebouwen omvat zo''n vak een deel van de middenbeuk en een deel van de zijbeuken. Bij éénbeukige gebouwen kan begripsverwarring ontstaan met de ruimte tussen de stijlen, die immers in de buitenmuren staan. Zie daarom ook het lemma "ruimte tussen de stijlen" (3.3.9). Omdat bij éénbeukige gebouwen de gebinten vaak niet zo duidelijk zichtbaar zijn (vooral in de stallen) en bij nieuwere gebouwen met dragende muren gebinten ontbreken, is de in dit lemma bedoelde ruimte voor vele informanten een onbekend begrip (met name in L 269, 271, 289, 296, 330, 375, 378, 378*, 381b, 0426, 429, Q 15, 32, 32a, 95, 99, 102, 112, 119, 121, 196, 203, 208 en 222). Van belang en interessant is de metonymische naamsoverdracht die zich in dit lemma herhaaldelijk voordoet: de benaming van de gebinten gaat over op die voor de ruimte tussen de gebinten. Zie afbeelding 15.' [N 4, 3; N 4A, 9a; A 25, 17]
I-6
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
rütte (L214p Wanssum)
|
Ruiten bij het kaartspel.
III-3-2
|
21937 |
ruitijd |
ruitijd:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
rui tied (L214p Wanssum)
|
Hoe heet de tijd waarin de duiven verpluimen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
horzels (L214p Wanssum, ...
L214p Wanssum,
L214p Wanssum),
hotzel (L214p Wanssum)
|
paardenhorzel (eieren in de haren van paarden, larven in maag en darmen) [DC 18 (1950)] || paardenwesp [Roukens 03 (1937)] || runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)] || schapenhorzel (larven in de neusholte) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
20666 |
rundvleessoep |
rundssoep:
Syst. WBD
rundssoep (L214p Wanssum)
|
Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24371 |
rups |
rups:
troeps (L214p Wanssum)
|
rups
III-4-2
|