27356 |
schroefdraad |
schroefdraad:
sxrūf˱drǭt (L214p Wanssum)
|
De spiraalvormige verhevenheid of uitsnijding aan een moer of in een bout, het resultaat van het draadsnijden en draadtappen. [N 33, 304 add.; monogr.]
II-11
|
31961 |
schroeven |
schroeven:
sxrūvǝ (L214p Wanssum)
|
Iets met schroeven bevestigen. [N 53, 153a; monogr.]
II-12
|
31957 |
schroevendraaier |
schroevendraaier:
sxrūvǝndrɛjǝr (L214p Wanssum)
|
Werktuig om schroeven vast en los te draaien. Zie ook afb. 90. [N 53, 134; monogr.]
II-12
|
19565 |
schuier |
borstel:
boͅrsəl (L214p Wanssum)
|
stofborstel om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen, enz. te verwijderen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19501 |
schuifgrendel |
schoude:
schaaf (L214p Wanssum),
sxāf (L214p Wanssum)
|
schuifgrendel [N 07 (1961)] || Toestel waarmee deuren, luiken, etc. gesloten kunnen worden. Het bestaat uit een ronde, volgens de invuller uit Q 193 platte, metalen staaf die schuivend onder haken op een plaat is bevestigd. De schuifgrendel dient om een raam of deur in gesloten toestand vast te zetten. Zie afb. 64. Vgl. ook het lemma 'Krukschuifje'. Zie voor het woordtype 'schoude' ook RhWb (vii), kol. 886, s.v. 'Schalte': ø̄eisener Riegel zum Schieben, durch eine Schlaufe gehend, bei Holztoren, Garten-, Stalltüren, am Fensterladen.ø̄ [N 54, 94a; N 54, 96; L 6, 50; monogr.]
II-9, III-2-1
|
19555 |
schuimspaan |
schuimspaan:
sxumspōͅn (L214p Wanssum),
sxymspōͅn (L214p Wanssum)
|
schuimspaan
III-2-1
|
30719 |
schuren |
schuren:
sxūrǝ (L214p Wanssum)
|
Het oppervlak van bijvoorbeeld hout met behulp van schuurpapier glad maken. [N 53, 155a; monogr.]
II-12
|
18951 |
schurk, smeerlap |
schavuit:
schavüt (L214p Wanssum)
|
schavuit
III-1-4
|
31584 |
schutkap |
luns:
lø̜ns (L214p Wanssum)
|
Metalen kap die het uiteinde van de modernere, gietijzeren fabrieksas beschermt tegen stof en vuil. De schutkap wordt meestal in het voorste deel van de naafbus vastgeschroefd en draait dan mee met het wiel. Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) noemen dit type naafbus Collings patentbus. De schutkap kan met behulp van een speciale sleutel worden verwijderd. Zie ook het lemma ɛwielsleutel, chapeausleutelɛ. Er bestaan ook uitvoeringen van de naafbus waarbij een dopvormige moer op de van schroefdraad voorziene as wordt vastgedraaid en met behulp van een luns wordt geborgd. Bij Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) wordt dit type naafbus halfpatentbus genoemd. De opgaven van de respondenten uit L 268 en L 320c (chapeau) zijn benamingen voor deze moer. In Meerlo-Wanssum e.o. (L 214, 214a, 215, 217, 245b, 246a) heeft het woord luns (vgl. het vorige lemma) een betekenisverschuiving ondergaan: men gebruikt het daar specifiek voor de "dop van de as van het karwiel" (v.d. Voort, pag. 188).' [N G, 50d; N 17, 64; monogr.]
II-11
|
22427 |
schutsboom |
schietboom:
Sub vogel.
schietboeëm (L214p Wanssum)
|
[Schutsboom, lange staak waarboven op een houten vogel is bevestigd].
III-3-2
|