18277 |
vest |
vest:
vest (L214p Wanssum)
|
vestje: kledingstuk vest
III-1-3
|
18533 |
vestzakje |
kamizooltje (<fr.):
Ook kamezölke. [NB p. 252: scholkestof, donkere stof voor het maken van schorten, meestal donkerblauw grof linnen]
kamezielke (L214p Wanssum),
vestjestas:
vestjestes (L214p Wanssum)
|
soort kledingstuk, werkjasje, meestal gemaakt van scholkestóf (z.ald.) || vestzak
III-1-3
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (L214p Wanssum)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
22832 |
vieren |
vieren:
gəvi:rt (L214p Wanssum)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
20574 |
vieruursboterham |
koffiedrinken, het -:
’t koffiedrinke (L214p Wanssum)
|
de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)]
III-2-3
|
25354 |
vijl |
rijf:
rīf (L214p Wanssum),
vijl:
vil (L214p Wanssum)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-12
|
31371 |
vijlen |
vijlen:
vilǝ (L214p Wanssum)
|
Een stuk hout bewerken met de houtvijl. [N 53, 159; A 38, 61; monogr.]
II-12
|
17768 |
vinger |
vinger:
viŋər (L214p Wanssum)
|
vinger [RND]
III-1-1
|
17665 |
vingers (spotnamen) |
fikken:
fikke (L214p Wanssum, ...
L214p Wanssum),
klontjesvingers:
kluntjesvingers (L214p Wanssum),
tien geboden:
10 geboje (L214p Wanssum),
de 10 geboden (L214p Wanssum),
vijf geboden:
vief gebaoje (L214p Wanssum)
|
vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24265 |
vink |
boekvink:
boekvēēnk (L214p Wanssum),
boekvīnk (L214p Wanssum),
vink:
vīnk (L214p Wanssum)
|
botvink || Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)] || vink
III-4-1
|