e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214p plaats=Wanssum

Overzicht

Gevonden: 2613
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderen hommelen: hómmele (Wanssum) donderen, onweren III-4-4
donderx hommel: hómmel (Wanssum) donder, onweer III-4-4
donker, duisterx donker: donker (Wanssum), duister: duuster (Wanssum, ... ), düster (Wanssum) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] || donker, duister III-4-4
dood (bn.) dood: doeued (Wanssum), doōd (Wanssum), duət (Wanssum), dôet (Wanssum), heeft zijn laatste keutel afgeknepen: heej het ziene letste keutel afgeknepe (Wanssum) dood (bijv.) [DC 03 (1934)] || dood (bn) || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] || hij is dood III-2-2
dood (zn.) dood: doeëd (Wanssum) dood (zn.) III-2-2
doodgraver doodgraver: doeëdgrèver (Wanssum), grafmaker: een van de buren die het graf moet delven  grafmäker (Wanssum) doodgraver || grafdelver III-2-2
doodskist doodskist: dodskiest (Wanssum, ... ) doodskist || Doodskist. || doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)] III-2-2, III-3-3
doodskleed doodshemd: dodshemd (Wanssum) doodshemd III-2-2
doofpot doofpot: duəfpoͅt (Wanssum) doofpot III-2-1
dooien dooien: döje (Wanssum) dooien III-4-4