22114 |
gelijktijdig lossen |
ineens lossen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
alles in éns (L214p Wanssum),
meteen lossen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
alles mit-én losse (L214p Wanssum)
|
het gelijktijdig lossen van jonge en oude duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19101 |
gemak |
gemak:
gemak (L214p Wanssum)
|
gemak, kalmte
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gemekkelik (L214p Wanssum),
gemäkkelijk ütgevalle zien: gemakkelijk uitgevallen zijn
gemäkkelijk (L214p Wanssum),
op zijn gemak:
op zien gemak (L214p Wanssum)
|
gemakkelijk [DC 02 (1932)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
18945 |
gemeen |
gemeen:
gemein (L214p Wanssum),
smerig:
smerrig (L214p Wanssum)
|
gemeen, slecht || vuil, smerig, gemeen
III-1-4
|
33670 |
gemeenteweide |
broek:
brūk (L214p Wanssum)
|
Weiland dat eigendom is van de gemeente. Een woordtype als vrijwei duidt erop dat men hier als kleine of arme boer zijn koeien vrij kon laten grazen. De informanten van Horn (L 325) en Maasbracht (L 377) zeggen echter dat men eertijds op gemeentewei de koeien kon laten grazen tegen een jaarlijkse vergoeding. [N 14, 60; A 10, 4; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
18958 |
gemene vrouw |
kwade prij:
en kwaoj prie (L214p Wanssum),
tang:
tang (L214p Wanssum)
|
een boze vrouw || kwade vrouw
III-1-4
|
18814 |
gemoed |
gemoed:
gemōēd (L214p Wanssum)
|
gemoed
III-1-4
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
pachtplaats:
pāxtplats (L214p Wanssum)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
17560 |
geraamte |
geraamte:
geromte (L214p Wanssum)
|
geraamte [N 10a (1961)]
III-1-1
|
18939 |
gereed |
klaar:
klaor (L214p Wanssum),
klāōr (L214p Wanssum),
vaardig:
verrig (L214p Wanssum)
|
gereed || gereed, klaar [DC 03 (1934)] || klaar, gereed
III-1-4
|