e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214p plaats=Wanssum

Overzicht

Gevonden: 2613
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hok om te paren fokkooi: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  fokkuij (Wanssum), paarkooi: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  paarkuij (Wanssum) een hok speciaal om er te paren en te broeden? [N 93 (1983)] III-3-2
hok opbinden binden: bindǝ (Wanssum) Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.] I-4
hoklijst hoklijst: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  hokliest (Wanssum) Hoe heet verder in Uw dialect: hoklijst, lijst waarop alle duiven moeten worden ingeschreven? [N 93 (1983)] III-3-2
hom melkkuit: melkkoet (Wanssum) hom, mann. viszaad III-4-2
hommel hommel: hommel (Wanssum), mooshommel: klein soort bruine hommel die op de grond woont in een nest van mos en droge halmen  mōshómmel (Wanssum) hommel [DC 09 (1940)] || hommel, soort III-4-2
homp, brok, klont klont: ps. boven de ó moet nog een lengteteken staan; deze combinatieletter is niet te maken!  klónt (Wanssum), kluit: Enne klüt dieëg: een klomp deeg.  klüt (Wanssum), knoep: knoep (Wanssum) klont, kluit III-4-4
hondenhok hondshut: hondshut (Wanssum), hondskooi: hondskui (Wanssum), hondskuij (Wanssum) hondenhok [DC 10 (1941)] III-2-1
honger hebben honger hebben: honger hebbe (Wanssum), hónger hebbe (Wanssum), schrok hebbe (Wanssum) honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] III-2-3
hongerig hongerig: hongerig (Wanssum), hóngerig (Wanssum) hongerig [greeg] [N 10 (1961)] III-2-3
honing honing: honeŋ (Wanssum) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6