| 33768 |
manen |
manen:
mānǝ (L214p Wanssum)
|
Het lange nekhaar bij een paard. Paarden worden vaak onderscheiden naar de kleur van de manen (zie paragraaf 4.1). Zie afbeelding 2.13. [JG 1a, 1b; N 8, 21]
I-9
|
| 33769 |
manenstrang |
manenstrang:
mānǝstrāŋk (L214p Wanssum)
|
Gewelfde bovenkant van een paardenek waar de manen ingeplant zijn. Zie afbeelding 2.14. [N 8, 21 en 25]
I-9
|
| 34051 |
mannelijk kalf |
stierkalf:
stir[kalf] (L214p Wanssum),
var:
var (L214p Wanssum),
varkalf:
varkalf (L214p Wanssum)
|
[N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.]
I-11
|
| 34393 |
mannelijk schaap |
ram:
ram (L214p Wanssum)
|
Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.]
I-12
|
| 21918 |
mannelijke duif |
hoorn:
hòre (L214p Wanssum),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
Hôrre (L214p Wanssum)
|
Hoe heet de mannelijke duif? [N 93 (1983)] || Manlijke duif.
III-3-2
|
| 24204 |
mannelijke eend |
wielder:
wielder (L214p Wanssum)
|
woerd, mannetjeseend
III-4-1
|
| 24206 |
mannelijke gans |
genk:
gēnk (L214p Wanssum),
gɛ̄ŋk (L214p Wanssum)
|
[A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.]gent, mannetjesgans
I-12, III-4-1
|
| 34446 |
mannelijke geit |
bok:
bok (L214p Wanssum),
geitenbok:
gęi̯tǝmbok (L214p Wanssum),
gęi̯tǝnbok (L214p Wanssum)
|
[N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
| 34555 |
mannelijke kalkoen |
kalkoense haan:
kalkoense haan (L214p Wanssum)
|
[A 6, 3a; S 16; L 1, 113; R 14, 3; monogr.]
I-12
|
| 24456 |
mannelijke meikever |
mannetje:
menneke (L214p Wanssum),
mulder:
mulder (L214p Wanssum)
|
meikever, mannetje [DC 18 (1950)] || meikever, met veel wit stof [DC 18 (1950)]
III-4-2
|