e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wanssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte kwikstaart kwikstaart: in MWaWb: ploegstaart (sic)  kwikstaart (Wanssum), ploegstaart: ploegstart (Wanssum) kwikstaart III-4-1
witte muts met sierkrans en afhangende linten toer: Toer en knipmuts hoorden bij elkaar. De muts was een zwart kapje dat bij het werken gedragen werd. Ze werd onder het achterhoofd met een snoertje vastgeknoopt. Zie ook afb. p. 291 (Vrouw mit toer, golde kettin mit krüs en slot).  toer (Wanssum) hoofddracht van vrouwen, ongeveer Brabantse muts III-1-3
witte narcis pinksterbloem: pinksterbloem (Wanssum), -  pinksterbloem (Wanssum, ... ) narcis, witte, veldkers || witte narcis III-4-3
witte waterlelie waterlelie: -  waterlelie (Wanssum) witte waterlelie [DC 17 (1949)] III-4-3
wittebrood brood: Syst. WBD = Roggebrood  broëd (Wanssum), weg: Syst. WBD  weg (Wanssum), witte weg: wetəwɛx (Wanssum) Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || mik, gebakken van zuivere bloem III-2-3
woensdagx goensdag: goensdag (Wanssum), woensdag: woensdag (Wanssum) dag; woensdag [N 07 (1961)] || woensdag III-4-4
woest, onachtzaam lopen wild lopen: wild (Wanssum) lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)] III-1-2
wonen kluizen: klūzə (Wanssum), wonen: wuənə (Wanssum) ongeriefelijk wonen in een te beperkte ruimte, of alleen in een huis || wonen III-2-1
woonwagen kruierswagen: NB krüjjer: landloper, schooier, bedelaar.  krüjjerswage (Wanssum) Woonwagen. III-3-2
wormstekig verpierd: verpierd (Wanssum), verwormd: verwörmd (Wanssum) wormstekig I-7