e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wanssum

Overzicht

Gevonden: 2613
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gevel gevel: gēvəl (Wanssum) gevel III-2-1
gevoel gevoel: gevül (Wanssum) gevoel III-1-4
gewone spurrie spurrie: spø̜ri (Wanssum) Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.] I-5
gewoonte gewoonte: gewoeënte (Wanssum) gewoonte III-1-4
gewricht gewricht: gevricht (Wanssum), gewricht (Wanssum, ... ) gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)] III-1-1
gezicht (spotnamen) smoel: smoel (Wanssum), snuit: snot (Wanssum), snuut (Wanssum) gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] III-1-1
gezwad, regel gemaaid gras gezwad: gǝzwat (Wanssum  [(betekent ook 'zwad')]  ) De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.] I-3
gezwel buil: buul (Wanssum), gezwel: gezwel (Wanssum), knop: knoep (Wanssum), zweer: zwèr (Wanssum) gezwel [bel] [N 10 (1961)] III-1-2
giechelen giechelen: giebele (Wanssum), giechele (Wanssum, ... ) giechelen [giebelen, schiertse] [N 10a (1961)] || onderdrukt lachen, giechelen III-1-4
gier oproeren roeren: rȳrǝ (Wanssum) Bij het oppompen van de gier moest men geregeld de inhoud van de gierkelder oproeren, om te voorkomen dat de dikkere giermaterie, het gierbezinksel, onder in de put zou blijven en door de pomp niet meer opgezogen zou kunnen worden. [JG 1a + 1b; N 11A, 59b; S 30; monogr.] I-1