e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wanssum

Overzicht

Gevonden: 2613
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huivering schuivering: schuuvering (Wanssum, ... ) huivering [gril] [N 10 (1961)] III-1-2
hul hul: hul (Wanssum) hoofddoek, sluier III-1-3
hulp, bijstand hulp: hölp (Wanssum) hulp III-1-4
hurken op de hukjes gaan zitten: op de huukskes gòòn zitte (Wanssum), op de hukken gaan zitten: op de hoeke gaon zitte (Wanssum) hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] III-1-2
iemand luidruchtig berispen kijven: kīēve (Wanssum), smalen: smèle (Wanssum) kijven || schimpen, kijven III-1-4
iemand prijzen prijzen: prīēze (Wanssum), stuiten: stütte (Wanssum) prijzen, lof toezwaaien || prijzen, lofspreken van III-1-4
iemands overlijden aanzeggen de dood aanzeggen: door de naobere  den doeëd ánzegge (Wanssum), op de begrafenis noden: door de naobere  op de begräffenis nuuëje (Wanssum), ter lijk bidden: taak van naober  ter liek bèje (Wanssum) aanzeggen || uitnodigen op de begrafenis || voorp de begrafenis uitnodigen III-2-2
iets goedmoeds doen goedig: goeiig (Wanssum) goedig III-1-4
ijs (alg.) ijs: ies (Wanssum), ī.s (Wanssum), īs (Wanssum) ijs [DC 03 (1934)] III-4-4
ijsbaan slibberbaan: slibberbaan (Wanssum) Glijbaan. III-3-2