19574 |
drinkglas |
pint:
pent⁄ (L368b Waterloos)
|
drinkglas zonder voet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19562 |
drinkglas met voet |
wijnglas:
winglās (L368b Waterloos)
|
drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34236 |
droge koe |
manse koe:
maws ku (L368b Waterloos)
|
Koe die geen melk meer geeft maar toch niet drachtig is. [N 3A, 73]
I-11
|
25232 |
droog blijven |
t blijft over]:
ət blift ijvər (L368b Waterloos)
|
droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
drixstǭn (L368b Waterloos)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
25126 |
druilerig en koud weer |
mottig (weer):
moͅtəx (L368b Waterloos)
|
druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21965 |
duivenhok |
spijker:
spikǝr (L368b Waterloos)
|
Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6
|
22090 |
duivenslag |
til:
tel (L368b Waterloos)
|
Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6
|
34239 |
dunne melk |
geen dikke melk:
gē̜i̯n dekǝ mɛlk (L368b Waterloos)
|
Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74]
I-11
|
32912 |
dwarsbalk van de hooihark |
kop:
kǫp (L368b Waterloos)
|
De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b]
I-3
|