25168 |
koud, mistig en somber weer |
dompig (weer):
dompəx (L368b Waterloos),
loerachtig (weer):
lōreͅxtəx (L368b Waterloos),
mistlucht:
mestloͅxt (L368b Waterloos)
|
mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25109 |
koude noordenwind, bijs |
schrale wind:
šroͅlə went’ (L368b Waterloos)
|
koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34491 |
kraaien, gezegd van de haan |
kraaien:
krē̜i̯ǝ (L368b Waterloos)
|
[N 19, 49; Vld.; monogr.]
I-12
|
32072 |
kram |
slot:
slūt (L368b Waterloos)
|
Oog, haak of kram waarin het slaghout gestoken werd om het vast te zetten. [N 17, 21; N G, 56g]
I-13
|
34465 |
krielkip |
engels hennetje:
eŋǝls henǝkǝ (L368b Waterloos)
|
Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.]
I-12
|
17649 |
kruis |
kruis:
krīs (L368b Waterloos)
|
Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109]
I-11
|
34081 |
kruisbeen |
kruisbeen:
krīsbē̜i̯n (L368b Waterloos)
|
Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a]
I-11
|
21668 |
kwitantie |
kwijtschrift:
ps. omgespeld volgens Frings.
kwit šreft (L368b Waterloos),
kwitantie:
ps. omgespeld volgens Frings.
kwitansi (L368b Waterloos)
|
kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33324 |
l-vormige hoeve |
hoekhuis:
hokhūs (L368b Waterloos)
|
Navraag of er verschil in benaming was tussen een L-vormig bouwwerk waarvan de korte poot wordt gevormd hetzij door het woonhuis, hetzij door een schuur of stal, leverde geen nieuwe termen op. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 3. [N 4A, 1b en 2c]
I-6
|
34412 |
lammeren |
lammen:
lamǝ (L368b Waterloos)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|