34211 |
omweiden |
omzetten:
ǫmzɛtǝ (L368b Waterloos)
|
Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.]
I-11
|
21441 |
onbetrouwbare koopman |
jood:
ps. omgespeld volgens Frings.
jūd (L368b Waterloos),
lichte jong:
ps. omgespeld volgens Frings.
ənə lextə joŋ (L368b Waterloos)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34608 |
onderbak |
bak:
bak (L368b Waterloos)
|
Onder de kar opgehangen laadvloertje. [N 17, 86]
I-13
|
21579 |
onderhandelen |
aan het onderhandelen zijn:
ps. omgespeld volgens Frings.
ān ət ondərhandələ zēn (L368b Waterloos),
in onderhandeling zijn:
ps. omgespeld volgens Frings.
en ondərhandəleŋ zēn (L368b Waterloos)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: in onderhandeling zijn over een bepaalde koop [in beding zijn met iemand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33438 |
onderste balken van de schelf |
balken:
bē̜ ̞i̯k (L368b Waterloos)
|
De onderste balken van een schelf zijn ruwe, onbewerkte balken of boomstammetjes die op de gebintbalken rusten en naast elkaar gelegd de onderste laag van de schelf vormen. Zij zijn meestal rond. Zie ook het lemma "balken van de zolder boven de dorsvloer" (3.2.5). Zjidden is oorspronkelijk aan het Franse ''gîtes'' , dat in het volgend lemma in de term ''contre-gîtes'' voorkomt, ontleend, met herinterpretatie van de ''t'' tot een ''d'' vanuit het enkelvoud. Zie ook afbeelding 16.a bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schelf" (3.4.1).' [N 4, 68; N 4A, 13a; monogr.]
I-6
|
31712 |
onderste handvat |
(onderste, korte) handhaaf:
hantǝf (L368b Waterloos)
|
Het onderste handvat van de steel van de zeis, dat in de rechterhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het korte handvat van model A, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de gegevens opgenomen omtrent de localisatie van model B, waarvan het onderste handvat in de kromming van de steel zit of waar dit handvat lang en T-vormig is. Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het bovenste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (onderste, korte, kleine, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A2 en B2.' [N 18, 67c; N C, 3b2; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
26744 |
onderste handvat van de heizicht |
handhaaft:
hontǝf (L368b Waterloos)
|
Bij een aantal opgaven van informanten is het niet duidelijk of het hier om het bovenste of onderste handvat gaat. [N 18, 77d]
II-4
|
25175 |
onstuimige lucht |
grillig weer:
greͅlex wēͅr (L368b Waterloos),
stormweer:
stoͅrm wēͅr (L368b Waterloos)
|
onstuimige, woest bewolkte lucht [grellig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34151 |
onvruchtbare koe |
kween:
kwēn (L368b Waterloos)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
25119 |
onweersbui |
hommelschoer:
homəlšōr (L368b Waterloos)
|
onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)]
III-4-4
|