21619 |
twintig frank |
twintig frank:
ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje vóór de "\\x"heb ik letterlijk overgenomen.
twent⁄əx fraŋ (L368b Waterloos)
|
20 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34157 |
uieren |
uieren:
(de koe) ii̯ǝrt (L368b Waterloos)
|
Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.]
I-11
|
21664 |
uit de hand verkopen |
uit de hand verkopen:
ps. omgespeld volgens Frings.
utərhant (L368b Waterloos)
|
Kleinigheden uit de hand verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34169 |
uitgeteld zijn |
uitgeteld zijn:
(de koe is) ūtgǝtɛltj (L368b Waterloos)
|
De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43]
I-11
|
34349 |
uitslag vertonend |
brandig:
bręnjex (L368b Waterloos)
|
Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b]
I-12
|
21387 |
unster |
ponder:
om kleinigheden te wegen
pen‧ər (L368b Waterloos)
|
Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|
34061 |
vaars |
rind:
rɛnt (L368b Waterloos),
vaars:
vē̜rs (L368b Waterloos)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
34497 |
van de leg afraken |
van de leg af:
van dǝ lęk āf (L368b Waterloos)
|
[N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rizǝlǝ (L368b Waterloos)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
34088 |
vangplooi |
vlim:
vlēm (L368b Waterloos)
|
Huidplooi tussen lies en uier. [N 3A, 115]
I-11
|