21665 |
verzetten |
verzetten:
ps. omgespeld volgens Frings.
vərzeͅtə (L368b Waterloos)
|
Betekenis en uitspraak van het werkwoord verzetten i.v.m. koop of verkoop? A.u.b. ook de uitspraak geven. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34054 |
vet te mesten stierkalf |
vetstiertje:
vɛtstērkǝ (L368b Waterloos)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (kalf) het lemma ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 75a]
I-11
|
34071 |
vetkoe |
manse koe:
mau̯s [koe] (L368b Waterloos)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|
33665 |
vetweide |
vetwei:
vɛtwē̜i̯ (L368b Waterloos)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
34215 |
vetweiden |
vetweiden:
vɛtwē̜i̯jǝ (L368b Waterloos)
|
Het laten grazen van slachtvee in een speciaal daarvoor bestemde weide. [N 3A, 77b]
I-11
|
21542 |
vijf frank |
belga:
ənə beͅlgā (L368b Waterloos),
stuk van vijf frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
steͅk van 5 fraŋ (L368b Waterloos)
|
5 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)] || 5 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21621 |
vijftig frank |
vijftig frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
fiftəx fraŋ (L368b Waterloos)
|
50 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
30189 |
vitsen |
vlechten:
vlɛxtǝ (L368b Waterloos)
|
Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.]
II-9
|
30487 |
vlaggen |
rissen:
res (L368b Waterloos),
russen:
røs (L368b Waterloos)
|
Plaggen of zoden die als nokbedekking worden gebruikt. Tegenwoordig wordt de nok vooral afgedekt met behulp van vorstpannen. Zie ook het lemma 'Vorstpan' in wld II.8, pag. 86. [N F, 9; N 4A, 34b]
II-9
|
30183 |
vlechtlatten |
vitslatten:
vetslatǝ (L368b Waterloos)
|
Latten die op korte afstand van elkaar verticaal tussen de regels bevestigd worden. Door de latten worden vervolgens de twijgen gevlochten. [N 4A, 53a; N 31, 45d; Vld]
II-9
|