e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Waterloos

Overzicht

Gevonden: 677

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bliksem, bliksemflits bliksem: bleksəm (Waterloos), weerlicht: wēͅrlext (Waterloos) bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] III-4-4
bliksemen bliksemen: ət bleksəmt (Waterloos), weerlichten: ət wēͅrlext (Waterloos) bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] III-4-4
bloedaders melkaderen: mɛlkǭrǝ (Waterloos) Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c] I-11
bloedgang (het) snoeren: snērǝ (Waterloos) Uitscheiding van een niet bevruchte koe. [N 3A, 31] I-11
bodem bodem: būi̯ǝm (Waterloos) De uit planken bestaande bodem van de bak van de kar, wagen of kruiwagen. [N 17, 23 + 45; N 18, 99; N G, 53d; JG 1a; monogr.] I-13
boog center: sɛntǝr (Waterloos), strek: strek (Waterloos) Gebogen holronde overdekking van een muuropening. Bogen worden vooral toegepast bij overspanningen die groter zijn dan 1 meter of bij zware belasting. Zie ook afb. 52. Met het woordtype 'segmentboog' wordt een boog in de vorm van een cirkelsegment aangeduid. De woordtypen 'strekboog', 'strek' en 'scheitrechte boog' worden gebruikt voor een boog met een horizontale welflijn. In L 290 en L 291 werd een halfronde boog zonder ramen vaak als ontluchting in de gevels van schuren of stallen aangebracht. Men noemde dit: 'een halve maan' ('ǝn halǝf mǭn'). In Q 121 werd in het midden van de boog dikwijls een ornament of kijlvormige gevelsteen geplaatst. Zie ook het lemma 'Sluitsteen'. [N 32, 16a; N 32, 17a; N 4A, 40a; monogr.] II-9
boomgaard fruitwei: frøͅi̯t[wei} (Waterloos) I-7
boomwagen huts: hets (Waterloos) Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.] I-13
bordenrek, schotelrek theerekje: tēreͅkskə (Waterloos) rekje aan de wand waarop bordjes of sierbordjes worden geplaatst (teerekske) [N 20 (zj)] III-2-1
borrelglaasje borrel: boͅrəl (Waterloos), drupje: dreͅpkə (Waterloos) jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)] III-2-1