21165 |
dwarsbalk |
biels:
biels (Q117a Waubach)
|
de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32912 |
dwarsbalk van de hooihark |
stek:
štɛk (Q117a Waubach)
|
De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b]
I-3
|
19345 |
dwarsdrijver |
dwarsligger:
dweësjligker (Q117a Waubach)
|
iemand die zonder goede reden altijd tegen spreekt; die altijd anders wil dan de meerderheid [dwarserik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27908 |
dwarskap |
ondertog:
ōŋǝrtsox (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Kap die in de dwarsrichting van de pijler of de mijngang wordt geplaatst. De dwarskap is extra versterkt en bestaat uit twee elementen. Zij wordt gelegd op de plaats waar vanuit een steengang een galerij wordt begonnen. Zij moet extra stevig zijn omdat, al naar gelang de hoek die de galerij ten opzichte van de steengang maakt, één of meer kappen van de galerij met één uiteinde op de dwarskap rusten. [N 95, 303; monogr.; Vwo 105; Vwo 297; Vwo 299; Vwo 352; Vwo 792]
II-5
|
27193 |
dwarsligger |
biels:
bils (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Willem-Sophia]),
zwel:
šwɛl (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Houten of ijzeren dwarsligger waarop de spoorstaven worden bevestigd. De vormen "sousguide" en "travers" worden in de Belgische mijnen voornamelijk ondergronds gebruikt, terwijl men bovengronds meestal van "bille" spreekt (Vanwonterghem pag. 202). [N 95, 709; monogr.; Vwo 132; Vwo 300; Vwo 722; Vwo 790]
II-5
|
27985 |
dwarspijler |
querstreb:
kwēǝrštrēp (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
Pijler die evenwijdig aan de strijkrichting van de koollaag ligt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -(pijler) het lemma Pijler. [N 95, 480; N 95, 286]
II-5
|
18802 |
dwaze streek |
vlaag:
vlöäg (Q117a Waubach)
|
een dwaze streek [woei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18904 |
dwaze, onbezonnen daad |
stomme zet:
sjtomme zet (Q117a Waubach)
|
een dwaze onbezonnen daad [akt, actie, kapsie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19504 |
dweil |
schroblommel:
sjroeploemel (Q117a Waubach)
|
dweil
III-2-1
|
19657 |
dweilen |
opnemen:
(mit d\'r sjroeploemmel).
òpnumme (Q117a Waubach),
opwassen:
òpwèësje (Q117a Waubach),
schrobben:
sjroebbe (Q117a Waubach),
(ook voor schrobben gebruikt).
sjroebe (Q117a Waubach)
|
Hoe noemt u het schoonmaken van stenen of houten vloeren, van stoepen enz. met behulp van water en een grove doek? [N105 (2000)]
III-2-1
|