24313 |
engerling, larve van de meikever |
worm van de meikever:
wòrm van inne meikèèver (Q117a Waubach)
|
engerling, larve van de meikever die aan gras- en plantenwortels vreet [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20333 |
enig kind |
einzig kind:
insig kink (Q117a Waubach)
|
een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeksjong] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17775 |
enkel |
enkel:
inkul (Q117a Waubach)
|
enkel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
30774 |
enkeldik, dubbeldik vensterglas |
dobbeldik glas:
dubǝldek ˲glās (Q117a Waubach),
enkeldik glas:
eŋkǝldek glās (Q117a Waubach)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor de dikten van de verschillende soorten vensterglas bijeen geplaatst. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Vensterglas'. [N 67, 89c]
II-9
|
32873 |
enkelvoudig handvat |
handvat:
haŋk˲vat (Q117a Waubach)
|
Handvat van de zeis, indien het er maar één is. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''.' [N C, 3a]
I-3
|
33605 |
enten |
lagen:
løgə (Q117a Waubach)
|
[RND 08]
I-7
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
envelop (Q117a Waubach)
|
de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17985 |
epidemie |
epidemie:
epedemie (Q117a Waubach)
|
Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23608 |
epistel |
epistel (<lat.):
epistel (Q117a Waubach),
t epistel (Q117a Waubach)
|
De eerste lezing, het epistel [t/dn epistel, epiestel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19013 |
er heet aan toegaan |
spannen:
sjpanne (Q117a Waubach)
|
er heet aan toegaan, er heftig aan toegaan [spannen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|