23501 |
gelezen mis |
stille mis:
ing sjtil mês (Q117a Waubach),
sjtil mès (Q117a Waubach)
|
Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25078 |
gelijken (op) |
gelijken:
gelieëke (Q117a Waubach),
lijken:
liehke (Q117a Waubach)
|
aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22334 |
gelijkspelen |
gelijkspelen:
geliek sjpiele (Q117a Waubach)
|
Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23949 |
gelofte |
gelofte:
gelofte (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach),
gelufde (Q117a Waubach)
|
Een gelofte [t jelübde]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23206 |
geloof |
geloof:
gloof (Q117a Waubach)
|
Het geloof [gloof, geloeëf, geleuf]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23710 |
geloofd zij jezus christus |
geloofd zij jezus christus:
geloofd zij jezus christus (Q117a Waubach)
|
De Christelijke groet, uitgesproken op niet-liturgiosche bijeenkomsten ["Geloofd zij Jezus Christus...in alle eeuwigheid. Amen"]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23207 |
geloven |
geloven:
gleuve (Q117a Waubach)
|
Geloven [gleuve, geluuëve, gluive]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
28131 |
geluid maken |
roebelen:
rubǝlǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Laura, Julia]),
schuren:
šūǝrǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
Gezegd van schuivend dakgesteente. [N 95, 889]
II-5
|
24153 |
geluid van de patrijs |
kierewieten:
kierrewiette (Q117a Waubach)
|
het geluid van de patrijs (kierewieten) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
25188 |
geluid van naderend onweer |
rommelen:
rommelen (Q117a Waubach),
ròmmele (Q117a Waubach)
|
een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] || eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|