17710 |
geluidloos een wind laten |
ene op de sokken laten (gaan):
inne op de zökke loate goë (Q117a Waubach),
zich erop trappen:
zich dróp treëne (Q117a Waubach)
|
geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
19273 |
gelukken |
lukken:
lukke (Q117a Waubach)
|
een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
schweinhaus (du.):
sjweinhaus (Q117a Waubach)
|
iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gemekkelig (Q117a Waubach),
licht:
lich (Q117a Waubach),
op zijn gemak:
op zie gemaak (Q117a Waubach)
|
geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)] || gemakkelijk [DC 02 (1932)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
19226 |
gemakkelijkste wijze; gemakkelijkst; gemakkelijk maken |
beste manier:
de betste manneer (Q117a Waubach)
|
de manier van handelen die het makkelijkst en aangenaamst is [pas] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25527 |
gemalen en gezuiverd graan |
gezift:
gǝzeft (Q117a Waubach),
meel:
mē̜.l (Q117a Waubach),
tarwe:
tɛrf (Q117a Waubach)
|
Omdat de vraagstelling niet helemaal duidelijk was, kwamen er bij de antwoorden op de vraag naar de naam voor "gemalen en gezuiverd graan" zowel meel- als bloem-opgaven voor. Meel bestaat uit het inwendige van de tarwe- of roggekorrel plus de zemel, dus het is de geheel vermalen korrel, terwijl de bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern (Schoep blz. 12). Vroeger werd de gehele korrel vermalen tot meel. Daarna werd het meel gezeefd, waarbij een groot deel der zemelen achterbleef op de zeef. Het gezeefde product was dan de bloem, die echter nog heel wat zemeldelen bevatte (Schoep blz. 13). De voor dit lemma opgegeven bloem-varianten zijn verplaatst naar het lemma ''bloem''. [N 29, 14b; N 29, 15c; N 16, 80]
II-1
|
24850 |
gemalen schors |
looi:
Veldeke
looi (Q117a Waubach)
|
Gemalen schors (looi). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25526 |
gemalen, niet gezuiverd graan |
ongezift:
ongǝzeft (Q117a Waubach)
|
De inhoud van het lemma beantwoordt niet in alle gevallen duidelijk aan het lemma-opschrift. Er is een groep woordtypen die een algemene benaming geeft, een tweede groep duidt op "gemalen, niet gezuiverd graan", een derde duidt een bepaald soort ongezuiverd meel aan en de vierde groep geeft aan dat dit graan voor veevoer wordt bestemd of dat dit afval is. [N 29, 14a]
II-1
|
22441 |
gemaskerd persoon |
vastenavondsgek:
vastensovvensgek (Q117a Waubach)
|
Een persoon met een masker voor [maskeraad, mom, vastenavondsgek]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18945 |
gemeen |
slecht:
sjlech (Q117a Waubach)
|
slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)]
III-1-4
|