30079 |
hangende muur |
naar buiten springen:
nǭ būtǝ špreŋǝ (Q117a Waubach),
uit het lood:
ū.t˱ ǝt lū.t (Q117a Waubach)
|
Muur die naar buiten overhelt. Wanneer zo'n muur in Q 19 met behulp van het schietlood werd gecontroleerd, zei men: 'het lood hangt vrij' ('ǝt lwǫat heŋk ˲vrij'). [N 31, 11a; N 31, 11c; monogr.]
II-9
|
30695 |
hangladder |
hangledder:
haŋlɛdǝr (Q117a Waubach)
|
Ladder waarvan de ijzeren bomen van boven gebogen zijn en aan een blok of aan rollen bevestigd zijn. De gebogen gedeelten van de ladderbomen worden bij het gebruik in de dakgoot gehangen. De hangladder dient voornamelijk voor het schilderen van hoge gevels. [N 67, 63g; N 67, 63h; monogr.]
II-9
|
19373 |
hangslot |
kluister:
kloe.ster (Q117a Waubach),
klōēster (Q117a Waubach),
klū.stər (Q117a Waubach)
|
Een slot dat aan b.v. een koffer of aan een deur gehangen wordt, met een draaibare beugel (kluister, hangslot, korna ) (=Fr. cadenas) [N 79 (1979)] || hangslot [N 07 (1961)]
III-2-1
|
21413 |
hard schreeuwen |
hel schreien:
hel sjreie (Q117a Waubach)
|
hard schreeuwen; je moet - - anders verstaat hij ons niet [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
25147 |
hard waaien |
hel winden:
⁄t wingt hèl (Q117a Waubach)
|
hard waaien [boezen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25027 |
hard, luid |
hel:
hel (Q117a Waubach),
hèl (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
hard (schreeuwen) [DC 38 (1964)] || hard klinkend [hard, luid] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22470 |
harde puntslag van een priktol |
piek:
pik (Q117a Waubach)
|
Een harde puntslag van een priktol op een andere die ligt of draait [pramooi, pikadder, pug, peg, punk, piek, piko, keek, mok]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33684 |
harde, lastige grond |
stijve grond:
štīvǝ groŋk (Q117a Waubach)
|
Harde, zware grond die moeilijk te bewerken is. [N 27, 33; R 3, 6; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
18036 |
hardlijvigheid, hardlijvig (zijn) |
verstopping:
versjtopping (Q117a Waubach)
|
Constipatie: verstopping, hardlijvigheid (beslotenheid, constipatie, obsteeg afgaan). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
30151 |
hardsteen |
ardenner hardsteen:
ardɛnǝr hartštē (Q117a Waubach),
basaltsteen:
bazaltštē (Q117a Waubach),
blauwsteen:
blǫwštē (Q117a Waubach),
graniet:
graniet (Q117a Waubach),
hardsteen:
hartštē (Q117a Waubach)
|
Grijsblauwe kalksteen die wordt gebruikt voor stoepen, trappen, vloeren, dorpels en trottoirbanden. De term 'arduin' wordt meestal gebruikt voor hardsteen die uit België afkomstig is. Hardsteen in gepolijste vorm is ook wel onder de naam 'graniet' bekend. De 'Naamse steen' is een harde, blauwe kalksteensoort, afkomstig uit groeven uit de omgeving van Namen die vaak wordt gebruikt voor dorpels. Hij is in kwaliteit vergelijkbaar met de 'Luikse steen'. Volgens de invuller uit L 270 werd de Naamse steen ook gebruikt voor plavuizen. [N 30, 55c-g; N 30, 56; monogr.]
II-9
|