24652 |
hemelsleutel |
duivelskruid:
Veldeke
duvelskroeht (Q117a Waubach),
heksenkruid:
Veldeke
heksekroeht (Q117a Waubach)
|
Hemelsleutel (sedum telephium: purpureum 10 tot 40 cm hoog. De stengels groeien rechtop of opstijgend; de bladeren groeien tegenoverstaand, eivormig, vlezig en gezaagd; de bloemen groeien in dichte trossen en zijn geel of purperrood. Bloeitijd in juli e [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23241 |
hemelvaartsdag |
christi hemelvaart:
(kriste) Hiemelvaat (Q117a Waubach),
hemelvaart:
Himmelvaat (Q117a Waubach)
|
Hemelvaart, Hemelvaartsdag [Hiemelvaart, Himmelvaatsdag, Himmelvaat, Kriste hiemmelvaat]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
19511 |
hengsel |
hengsel:
hengsel (Q117a Waubach)
|
hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33748 |
hengst |
hengst:
heŋs (Q117a Waubach),
heŋst (Q117a Waubach)
|
Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.]
I-9
|
33944 |
hengstebit |
trens:
trɛns (Q117a Waubach)
|
Bit met een beugel in plaats van een kinketting. [N 13, 50]
I-10
|
33757 |
hengstveulen |
hengstveulen:
heŋs˲vȳǝlǝ (Q117a Waubach)
|
Het mannelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3a]
I-9
|
27358 |
hennep |
hennep:
hɛnǝp (Q117a Waubach)
|
Cannabis sativa L. De tot een paar meter hoog opgroeiende eenjarige plant met getande zesvingerige bladeren. Van de vezels vervaardigt men touw en grof linnen voor zeilwerk. Het zaad is oliehoudend en wordt ook wel als vogelvoer gebruikt. Hennep is een tweehuizige plant, zodat men kan spreken van mannelijke en de vrouwelijke planten. De mannelijke (Cannabis sativa mas L.) groeit aanvankelijk harder, maar sterft ook eerder af. Hij is tengerder dan de vrouwelijke en levert alleen vezels. De vrouwelijke (Cannabis sativa foemina L.) is veel forser, draagt het zaad en levert de beste vezels. Door het forse uiterlijk van de vrouwelijke plant wordt deze vaak aangezien voor de mannelijke. In dit lemma worden onder A. eerst de algemene benamingen gegeven. Voor zover bekend volgen onder B. de benamingen voor de vrouwelijke en onder C. die voor de mannelijke hennep. Zie Brok 1973 en 1984. [A 49, 14a en 14b; L A1, 91; L 1, a-m; L 1u, 87; L 15, 6; Wi 52; S 13; monogr.; add. uit JG 1d]
I-5
|
34440 |
herdershond |
herdershond:
hęrdǝrshoŋk (Q117a Waubach)
|
Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34438 |
herdersschopje |
schepersschupje:
šē̜pǝršøpkǝ (Q117a Waubach)
|
Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
21129 |
herenfiets |
herenfiets:
herefiets (Q117a Waubach)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar mannen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|