27660 |
iemand genezen of gezond verklaren |
(iemand) gezond schrijven:
gǝzoŋk šrīvǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
De bedrijfsarts bepaalde wanneer een mijnwerker weer kon beginnen met werken. De mijnwerker werd dan genezen of gezond verklaard. [N 95, 970]
II-5
|
21793 |
iemand graag mogen |
lijden:
lieëje (Q117a Waubach)
|
iemand graag mogen [bestaan op, lijden, zetten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19296 |
iemand hinderen |
hinderen:
hingere (Q117a Waubach),
verhinderen:
verhingere (Q117a Waubach)
|
iemand beletten zijn werk uit te voeren [mishandelen, verhinderen] [N 85 (1981)] || iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19232 |
iemand iets op het hart drukken |
de wacht aanzeggen:
de waach aazage (Q117a Waubach)
|
iemand iets met nadruk aanbevelen opdat hij het niet vergeten of verzuimen zal [de wacht aanzeggen, bokstapelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18941 |
iemand iets verwijten |
verwijten:
verwiehte (Q117a Waubach)
|
iemand wijzen op een schuld of tekortkoming, of hem daarmee belasten [voorstoten, voorschieten, verwijten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18865 |
iemand kwaad maken |
woest maken:
wus make (Q117a Waubach)
|
iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
een bokkem geven:
inne bukkem geëve (Q117a Waubach),
in de zon zetten:
in de zon zette onger alle lüj (Q117a Waubach)
|
een sterke berisping [uitschijter, schrobbering, schoefeling] [N 85 (1981)] || iemand iets verwijten, kwalijk nemen en dat met luide stem kenbaar maken [de broek opnestelen, kijven, meegeven, belakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28263 |
iemand naar boven brengen |
(iemand) naar boven brengen:
noǝ boǝvǝ bre.ŋǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Eisden])
|
Een zieke, gewonde of verongelukte met behulp van de liftkooi uit het ondergrondse bedrijf naar boven brengen. [N 95, 717; N 95, 718; N 95, 719; N 95, 720]
II-5
|
27589 |
iemand ontslaan |
(iemand) kundigen:
køndegǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Eisden])
|
Formaliteit waarmee de werkgever beduidt dat hij de werkovereenkomst als beēindigd beschouwt. [N 95, 998; N 95, 999; Vwo 34]
II-5
|
19291 |
iemand prijzen |
ophemelen:
ophieëmele (Q117a Waubach),
stuiten:
sjtuëte (Q117a Waubach)
|
iemand enorm prijzen, vaak overdreven [ombragie maken] [N 85 (1981)] || iemand prijzen og loven voor wat hij gedaan heeft [stuiten, bestuiten, velen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|