21411 |
kopen |
gelden:
gèèle (Q117a Waubach)
|
kopen (geen context) [DC 37 (1964)]
III-3-1
|
28230 |
koperen mijnlamp |
koperen lamp:
kuǝpǝrǝ lamp (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Uit koper, volgens Lochtman (pag. 47) ook uit messing vervaardigde benzinelamp. In de Nederlandse mijnen was de koperen lamp een onderscheidingsteken dat door iedereen die opzichter of hoger was, werd gedragen. In de mijnen van Zwartberg en Waterschei kon men volgens de invuller uit L 417 aan de koperen mijnlamp de ingenieurs herkennen. Naast de controle op mijngas was de koperen mijnlamp, aldus een respondent uit Q 113, ook nodig toen men nog met het kompas de richting moest aangeven. Een ijzeren lamp zou het kompas laten afwijken van het noorden. [N 95, 262a; N 95, 262b; N 95, 129; monogr.; N 95, 242]
II-5
|
21644 |
kopergeld |
koperen geldstukken:
koepere geltsjtukke (Q117a Waubach)
|
koperen of bronzen geldstukken [rode loop?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
27922 |
kophout |
kophout:
kǫphōt (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Zwartberg])
|
Een stijl met daarop een plankje of een stuk halfhout. Het geheel kan worden gebruikt als voorlopige ondersteuning in een kerf. Zie de semantische toelichting van de lemmata Inkerven en Kerf. [N 95, 492; N 95, 330; monogr.]
II-5
|
22740 |
kopjeduikelen |
kuitelbuit slaan:
d`r kuttelboat sjloa (Q117a Waubach)
|
Kopje-over rollen.
III-3-2
|
33987 |
kopnet |
kopvliegengaas:
kǫp˲vlēgǝgās (Q117a Waubach)
|
Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a]
I-10
|
20368 |
koppelen |
koppelen:
kòppele (Q117a Waubach)
|
koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
27403 |
koppeling |
koppeling:
kopǝleŋ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Koppeling, bestaande uit haak en oog, waarmee mijnwagens aan elkaar worden gekoppeld. [N 95, 678; monogr.; Vwo 12; Vwo 261; Vwo 454]
II-5
|
33967 |
koppelteugel, koppelstang |
koppelketting:
kǫpǝlkęteŋ (Q117a Waubach)
|
Verbinding tussen de bitten van de paarden van een tweespan, of teugel die het haam van het bijdehandse paard (het paard dat bestuurd wordt) met het bit van het vandehandse paard (het rechtse paard van een twee- of driespan) verbindt. [N 13, 36]
I-10
|
30133 |
koppenverband |
kopsverband:
kǫps˲vǝrbaŋk (Q117a Waubach)
|
Metselverband waarbij alle stenen in een laag met de kop in zicht komen. De steen ligt daarbij op zijn platte kant. Zie ook afb. 38. [N 31, 24b]
II-9
|