17797 |
kort geknipt haar |
stoppels:
sjtoeppele (Q117a Waubach)
|
overal kort geknipt hoofdhaar [tieters] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
18361 |
kort onderrokje |
poeprokje:
poepröksjke (Q117a Waubach)
|
onderrokje, kort ~ [piszieëlke, poeprökske] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18330 |
kort schortlint |
lint:
linte (Q117a Waubach)
|
linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18013 |
kortademig |
kort:
kòt va oa.m (Q117a Waubach)
|
kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18287 |
korte broek |
korte boks:
kotte boks (Q117a Waubach)
|
broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18216 |
korte laars |
gamasche:
kamasj (Q117a Waubach)
|
laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18600 |
korte onderbroek? |
korte onderboks:
kotte ongerboks (Q117a Waubach),
kòtte ongerboks (Q117a Waubach),
kòtte òngerbòks (Q117a Waubach)
|
Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] || onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18562 |
korte overjas |
jekker:
jekker (Q117a Waubach),
joppe (du.):
joep (Q117a Waubach)
|
overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
29971 |
korteling |
steenknuppel:
štēnknøpǝl (Q117a Waubach),
steigerknuppel:
štī.gǝrknøpǝl (Q117a Waubach)
|
Korte steigerpaal die aan één uiteinde draagt op de aanbinder en aan de andere kant in een in de muur uitgespaard steigergat. Over de kortelingen komen de steigerplanken te liggen die de steigervloer vormen. Zie ook afb. 18. [N 32, 3b; monogr.]
II-9
|
21132 |
korter maken |
afsnijden:
aafsjnieë (Q117a Waubach)
|
een af te leggen afstand korter maken door een rechtere weg te nemen (richten) [N 90 (1982)]
III-3-1
|