26082 |
kruien |
schurgen:
šørǝgǝ (Q117a Waubach)
|
Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.]
I-13
|
19581 |
kruik |
baar:
baar (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
kruik, stenen ~; inventarisatie benamingen (gistkruik); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || stenen kruik
III-2-1
|
17573 |
kruin |
kruin:
kruung (Q117a Waubach)
|
kruin van het hoofd [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24038 |
kruinschering: kruin scheren |
kruin scheren:
kruungsjeere (Q117a Waubach)
|
De kruinschering [kruungsjeëre]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24540 |
kruipende boterbloem |
kraaipoot:
Veldeke
kroapoeët (Q117a Waubach)
|
Kruipende boterbloem (ranunculus repens 15 tot 50 cm hoog plantje met wortelende uitlopers; de stengels zijn opstijgend behaard; de bladeren zijn 3-tallig met ingesneden blaadjes; de bloemen hebben gegroefde steeltjes en zijn goudgeel van kleur; de kelk [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17649 |
kruis |
kruis:
kryts (Q117a Waubach)
|
Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109]
I-11
|
22476 |
kruis of munt |
kruis of munt:
kruts of munt sjpieele (Q117a Waubach)
|
Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23203 |
kruisbeeld |
christus:
Kristus (Q117a Waubach),
crucifix (<lat.):
krütsefieks (Q117a Waubach),
heergod:
Hergot (Q117a Waubach),
kruis:
Kruuts (Q117a Waubach),
kruuts (Q117a Waubach),
krüts (Q117a Waubach),
kruisbeeld:
e krütsbild (Q117a Waubach),
t krütsbild (Q117a Waubach)
|
Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] || Een kruisbeeld, het geheel van kruis en de eraan gehechte Christusfiguur. [N 96B (1989)] || Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
34081 |
kruisbeen |
kruisbeen:
krytsbē (Q117a Waubach)
|
Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a]
I-11
|
33551 |
kruisbes |
kroezel:
krōēsjel (Q117a Waubach),
krŏsjel (Q117a Waubach),
kro͂sjel (Q117a Waubach)
|
kruisbes
I-7
|