21098 |
lijnzaadmeel |
lijnzatemeel:
līnzǭtǝmɛǝl (Q117a Waubach)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
24567 |
lijsterbes |
vogelskers:
Veldeke lijsterbes
voeëgelkieésj (Q117a Waubach)
|
lijsterbes [N 92 (1982)]
III-4-3
|
30730 |
lijvig |
vast:
vas (Q117a Waubach)
|
Gezegd van verf die dikvloeibaar is. [N 67, 75a]
II-9
|
20492 |
likken |
lepsen:
lepsche (Q117a Waubach)
|
likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20725 |
limburgse kaas |
stinkkaas:
sjtinkkīē.s (Q117a Waubach)
|
Limburgse kaas, Hervese kaas (stinkkaas, rommedoe?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33676 |
limburgse klei |
klevenaarde:
klɛvǝnē̜t (Q117a Waubach),
leem:
lēm (Q117a Waubach)
|
Vraag N 27, 42 vroeg naar benamingen voor löss of ø̄Limburgse kleiø̄ en vraag N 27, 45 naar die voor de ø̄bruine, taaie, Limburgse klei, vooral langs hellingenø̄. Op grond van de antwoorden zijn deze vragen tot √©√©n lemma versmolten. Van Dale (elfde druk, blz. 1610) definieert löss als volgt: ø̄vruchtbare, weinig plastische leemsoort, licht vuilgeel of roodgeel van kleur, in Nederland ook wel Limburgse klei genoemdø̄. [N 27, 42; N 27, 45; N 27, 33]
I-8
|
20904 |
limonade |
limonade:
limmenaad (Q117a Waubach),
limonaat (Q117a Waubach)
|
limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
21478 |
liniaal |
liniaal:
liniaal (Q117a Waubach),
regel:
regel (Q117a Waubach)
|
een dunne rechte lat met een maatverdeling om er lijnen langs te trekken [liniaal, linie, regel, regelet] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33765 |
linkerkant van het paard |
naar de mans(e) kant:
nǭ dǝ mansǝ ka.ŋk (Q117a Waubach)
|
Kant waar de voerman het paard leidt. [N 8, 9 en 10]
I-9
|
34090 |
linkervoorkwartier |
linkervoorste:
leŋkǝrvȳštǝ (Q117a Waubach)
|
Het kwartier van de uier links voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116a]
I-11
|