21738 |
loteling |
loteling:
loteling (Q117a Waubach)
|
iemand die voor militaire dienst geloot heeft [loteling, lotter] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22400 |
loten |
loten:
lote (Q117a Waubach)
|
Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25247 |
loteren, los zitten |
los zitten:
los zitte (Q117a Waubach)
|
los zitten, gezegd van onderdelen [loteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21194 |
luchtballon |
ballon:
ballon (Q117a Waubach)
|
een ballon die kan opstijgen met een mand eronder om personen te vervoeren [ballon, luchtbal, luchtbol, luchtschip] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
30083 |
luchtbel |
waterbel:
wātǝrbɛl (Q117a Waubach)
|
De luchtbel in de vloeistof van de waterpas. [N 30, 12b; monogr.]
II-9
|
24998 |
luchtbel in water |
kral:
kral (Q117a Waubach)
|
de opborrelende lucht- of gasbel in een vloeistof [wal, wel, brobbel, bobbel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
27211 |
luchtdeur |
wetterdeur:
wɛtǝrdȳr (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
Houten of ijzeren deur waarmee de luchtstroom ondergronds geregeld kan worden. [N 95, 214; monogr.; Vwo 485; Vwo 862]
II-5
|
27213 |
luchtkoker |
loftkoker:
lofkōkǝr (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Eisden]),
lutte:
lǫt (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Laura, Julia])
|
Metalen of kunststof buis van ongeveer 50 cm doorsnede waarmee verse lucht naar ondergrondse werkpunten wordt gebracht die buiten de normale luchtstroom liggen. [N 95, 219; monogr.; Vwo 211; Vwo 489]
II-5
|
28195 |
luchtkokerophanging |
luttenbeugel:
ǫtǝbyǝgǝl (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
De haak of ketting waarmee de luchtkokers aan bijvoorbeeld een ondersteuning bevestigd kunnen worden. [N 95, 227]
II-5
|
28190 |
luchtkokertoer |
luttentoer:
lǫtǝtuǝr (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
Serie aaneengesloten luchtkokers. [N 95, 221; monogr.]
II-5
|