19960 |
mannelijke hond, reu |
rammel:
Veldeke
remmel (Q117a Waubach)
|
Hoe noemt u een mannelijke hond (reu, rengel, menne, menneke) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
34555 |
mannelijke kalkoen |
schroetenhaan:
šrūtǝhān (Q117a Waubach)
|
[A 6, 3a; S 16; L 1, 113; R 14, 3; monogr.]
I-12
|
24454 |
mannelijke vis |
vis:
Veldeke
vusj (Q117a Waubach)
|
Hoe noemt u een mannelijke vis (hommer, hom, homvis, milter) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
23364 |
mannenkant |
mansluiskant:
mansluujskank (Q117a Waubach)
|
De linkerhelft van de kerk, het gedeelte links van het middenpad, dat bestemd was voor de mannen [evangeliekant, mannenkant, mansluikant, kerelskant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18673 |
mannenkleren |
mannenkleren:
mennerklijjer (Q117a Waubach),
manskleren:
mansklijjer (Q117a Waubach)
|
mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] || Mannenkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18575 |
mannenondergoed |
ondergoed:
ongerwesj komt ook voor
ongergood (Q117a Waubach)
|
Ondergoed voor mannen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18585 |
mannenonderhemd |
hemd:
höme (Q117a Waubach),
onderhemd:
òngerhöhme (Q117a Waubach),
zweetstoepje:
werd onder het hemd gedragen
sjweetsjtüpke (Q117a Waubach)
|
Ondergoed voor mannen. [DC 62 (1987)] || onderhemd voor mannen [N 25 (1964)] || Onderhemd voor mannen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van mannen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18703 |
mantelpak |
mantelpakje:
mantelpeksjke (Q117a Waubach)
|
mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20468 |
manziek |
heet:
heet (Q117a Waubach),
kerelsgek:
kealsgek (Q117a Waubach)
|
manziek [heet] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
24601 |
maretak |
mistletoe:
misseltoe (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
maretak [DC 46 (1971)] || maretak {afb}, een op bomen woekerende plant waaran de stengel gaffelvormig vertakt is met lepelvormige altijd groene bladeren, de vrucht is witte, soms gele bes [N 37 (1971)]
III-4-3
|