e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mariascapulier mariascapulier: mariasjabbeleer (Waubach) Een Maria-scapulier (Marias livrei?). [N 96B (1989)] III-3-3
marjolein hommelskruid: Veldeke donderkruid (marjolein)  hommelskroeht (Waubach, ... ) donderkruid [N 92 (1982)] || donderkruid (marjolein) [N 92 (1982)] III-4-3
markt markt: māt (Waubach) markt [RND] III-3-1
marktkraam kraam: kroam (Waubach) een tent, een stalletje op de markt waarin de goederen tentoongesteld zijn [kraam, schob] [N 89 (1982)] III-3-1
marktplein markt: maat (Waubach) het plein in een stad of dorp waar markt gehouden wordt [mert, marktveld] [N 90 (1982)] III-3-1
marmer marmer: marmer (Waubach, ... ) marmer, dicht, fijnkorrelig kalkgesteente dat geschikt is om te bewerken en te polijsten, in bouw- en beeldhouwkunst als grondstof gebruikt [marbel, melber] [N 81 (1980)] III-4-4
marmeren beeld beeld: e marmere bilt (Waubach) Marmeren beeld. [N 06 (1960)] III-3-2
marmerklopper klopkwast: klǫpkwās (Waubach) Tamponneerkwast voor het imiteren van sommige marmersoorten. De kwast bestaat uit een houten of zinken voetplaat waaraan rubber strookjes bevestigd zijn. De kwast wordt ook wel gebruikt bij de glaceertechniek, een versieringsmethode waarbij op een gedekte ondergrond een laag glaceersaus wordt aangebracht die vervolgens met de kwast wordt bewerkt. In Q 121 werd op deze wijze met de 'strener' een kronkelende beweging gemaakt waardoor in de glaceersaus een streperig motief ontstond. [N 67, 50] II-9
mars (wbd) korf: körf (Waubach), mand: mang (Waubach) de mand die een kramer op zijn rug heeft [mars, hot, holfrits] [N 89 (1982)] III-3-1
marter maart: Veldeke  maat (Waubach), vuur: Veldeke = bunsing  vuur (Waubach) Hoe noemt u een soort marter, tot 48cm lang, met een staart tot 26cm. Het is een slank roofdier met donkerbruine pels en witte borstvlek die tot de binnenzijde van de voorpoten doorloopt (fluwijn) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het slanke roofdiertje, geelbruin tot donkerbruin, met lange dekharen. De kop is spits met grote oorschelpen, het lichaam is lang en lenig. Het heeft een lange staart en korte poten; marter (fluwijn) [N 83 (1981)] III-4-2