e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moeilijk vooruitkomen stachelen: stachele (Waubach) lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)] III-1-2
moeite moeite: meute (Waubach) moeite; hij geeft zich moeite [DC 03] III-1-4
moer moer: moor (Waubach) konijn, vrouwtje [DC 04 (1936)] III-2-1
moeras prats: pratš (Waubach) Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
moerbei moelbeer: Veldeke moerbeiboom  moelbeer (Waubach) moerbeiboom [N 92 (1982)] I-7
moestuinx gaarde: gā.t (Waubach, ... ) [DC 03 (1934)] [N 05A (1964)] I-7
moeten moeten: mótte (Waubach) moeten (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
moetlijn moetstrich: mutštrex (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Laura, Julia]), strichlijn: štrixlęjn (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Julia]) Merkteken op de stijlen aan de beide zijwanden van steengangen, galerijen etc. door de mijnmeters aangebracht, dat onder meer dient als hulpmiddel om mijnsporen op de juiste hoogte te brengen. [N 95, 708; N 95, 856 add.] II-5
moezen fijn koken: fijn kooke (Waubach) moes worden; Hoe noemt U: Tot moes koken (moezen) [N 80 (1980)] III-2-3
mof mof: moef (Waubach) mof, koker van bont waarin met beide handen steekt [mof, moef, sjtoek] [N 23 (1964)] III-1-3