e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nikkelgeld nikkelen geldstukken: niekkele geltsjtukke (Waubach) nikkelen of witmetalen geldstukken [N 21 (1963)] III-3-1
nippen pitsen: pitsche (Waubach) Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)] III-2-3
noemen noemen: neume (Waubach) noemen, een naam geven [DC 03 (1934)] III-2-2
nog in het ei zittend kipje kuikje: kykškǝ (Waubach) [N 19, 40a] I-12
nog niet uitgerezen deeg te knap: te knap (Waubach) [N 29, 26a; monogr.] II-1
nonnen kegel: kēgǝl (Waubach) De nonnen zijn twee verticale latjes op de ligger waartussen de spil met vleugel, klos en trendel bevestigd zitten. Gedraaide arm van een spinnewiel. [N 34, B12] II-7
noodbed, kermisbed kermisbed: kirmesbed (Waubach) Bed dat in tijd van nood op de grond wordt opgemaakt (kermisbed, paljas, paljas parterre) [N 79 (1979)] III-2-1
nooddoop geeuwdoop: gieëdeup (Waubach) Een nooddoop, gadoop, geedoop [jieëdoof]. [N 96D (1989)] III-3-3
noodkabel noodkabel: nōǝtkābǝl (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]), noodschaltertrekdraad: nōǝtšaltǝrtrɛkdroǝt (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Maurits]), noodzeel: nōǝtzēl (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Emma]) De trekdraad die over de hele lengte van het transportmiddel loopt en verbonden is met een seinfluit, een seinbel, of een noodschakelaar. In het laatste geval kan men met behulp van deze draad het transportmiddel op ieder moment en op iedere plaats in de pijler stilzetten. Omdat uit de vragen N 95, 484 ("trekdraad"), N 95, 660 ("noodkabel") en N 95, 669 ("nooddraad") niet duidelijk wordt of het de nooddraad van een seinfluit, seinbel, of noodschakelaar betreft, zijn in dit lemma alle antwoorden op de drie vragen bijeengezet. De woordtypen "seinkabel", "bellekabel", "seindraad" en "noodsein" wijzen waarschijnlijk op een signaalinstallatie. Het woordtype "noodschakelaar" (Q 21, Q 33, Q 112a) duidt erop dat men in de desbetreffende mijnen de noodschakelaar en de daarbijbehorende draad als een geheel beschouwde. [N 95, 484; N 95, 660; N 95, 669] II-5
noodklok noodklok: noeëdklok (Waubach) De noodklok, brandklok, alarmklok. [N 96A (1989)] III-3-3