id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21792 | onbeschaamd | ongeschoft: ongesjoef (Waubach) | geen schaamtegevoel hebbend [ekstrant, onbeschaamd] [N 85 (1981)] III-3-1 |
21441 | onbetrouwbare koopman | bedrieger: Opm. zo wordt het ook genoemd. bedreeger (Waubach), foetelaar: ps. invuller heeft geen spellingssyteem genoteerd, dus letterlijk overgenomen (niet(s) omgespeld!). fōēteler (Waubach) | Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
25149 | onbewolkt | ane wolken: oane wòlke (Waubach), klaar: kloar (Waubach), klare lucht: klaor loëf (Waubach) | onverduisterd in licht, schijn of glans [helder, klaar, licht] [N 91 (1982)] || wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)] III-4-4 |
25092 | onbruikbaar maken, verbruien | bederven: bederve (Waubach) | onbruikbaar maken, zijn waarde doen verliezen [verworden, verdraaien, begaaien, verbruien, bederven, verpeuteren, nonen, verballemonden] [N 91 (1982)] III-4-4 |
21857 | onbruikbare voorraad | bagage (fr.): bagaasj (Waubach), rommel: ròmmel (Waubach) | allerlei slechte en onbruikbare voorraad [breggel, plodder, bocht, bagage] [N 89 (1982)] III-3-1 |
34608 | onderbak | bak: bak (Waubach) | Onder de kar opgehangen laadvloertje. [N 17, 86] I-13 |
18584 | onderbroek | smeek: damesonderbroek sjmeek (Waubach) | broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] III-1-3 |
24637 | ondereinde van de stam | vot: Veldeke vot (Waubach) | Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)] III-4-3 |
18401 | ondergoed | ondergoed: ongergood (Waubach), òngergoot (Waubach), onderwas: ongerwesj (Waubach) | ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] || Onderkleding. Wat is in uw dialect het gewone woord voor onderkleding? [DC 62 (1987)] III-1-3 |
32731 | ondergronden, woelen | ondergronden: oŋǝrgrondǝ (Waubach) | Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b] I-1 |