33807 |
pommelee, appelschimmel |
appelschimmel:
apǝlšømǝl (Q117a Waubach)
|
Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e]
I-9
|
24431 |
pompen van de meikever |
tellen:
Veldeke
telle (Q117a Waubach)
|
Hoe noemt u het herhaalde malen de vleugels bewegen voordat hij opvliegt, gezegd van een meikever (geld tellen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
27249 |
pompmachinist |
pompenmachinist:
pompǝmašinest (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
De arbeider die de pompen bedient. [N 95, 136; monogr.]
II-5
|
18504 |
pompon van een muts |
floche (fr.):
flōēs (Q117a Waubach)
|
pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21170 |
ponton |
ponton (fr. <it.):
ponton (Q117a Waubach)
|
een drijvende brug (ponton) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19474 |
pook |
stovenijzer:
sjtoevenīēzer (Q117a Waubach)
|
pook
III-2-1
|
19957 |
poort |
poort:
pō.t (Q117a Waubach),
pōǝt (Q117a Waubach),
pǭt (Q117a Waubach),
pǭǝt (Q117a Waubach)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
27680 |
poortwachtershuis |
portiersloge:
pǫrtiǝrslōžǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Eisden]),
wachtershuis:
wɛxtǝrshūs (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale]),
wachtershuisje:
wɛxtǝrshyskǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Laura, Julia])
|
[N 95, 40]
II-5
|
34019 |
poot omhoog |
voet:
fus (Q117a Waubach)
|
Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k]
I-10
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
pootaardappelen:
pǭ.t[aardappelen] (Q117a Waubach)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|