e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pommelee, appelschimmel appelschimmel: apǝlšømǝl (Waubach) Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e] I-9
pompen van de meikever tellen: Veldeke  telle (Waubach) Hoe noemt u het herhaalde malen de vleugels bewegen voordat hij opvliegt, gezegd van een meikever (geld tellen) [N 83 (1981)] III-4-2
pompmachinist pompenmachinist: pompǝmašinest (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]) De arbeider die de pompen bedient. [N 95, 136; monogr.] II-5
pompon van een muts floche (fr.): flōēs (Waubach) pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)] III-1-3
ponton ponton (fr. <it.): ponton (Waubach) een drijvende brug (ponton) [N 90 (1982)] III-3-1
pook stovenijzer: sjtoevenīēzer (Waubach) pook III-2-1
poort poort: pō.t (Waubach), pōǝt (Waubach), pǭt (Waubach), pǭǝt (Waubach) Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s] I-6
poortwachtershuis portiersloge: pǫrtiǝrslōžǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Eisden]), wachtershuis: wɛxtǝrshūs (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]), wachtershuisje: wɛxtǝrshyskǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Laura, Julia]) [N 95, 40] II-5
poot omhoog voet: fus (Waubach) Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k] I-10
pootgoed, pootaardappelen pootaardappelen: pǭ.t[aardappelen] (Waubach) Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22] I-5