id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22890 | rechtsachter | rechtsback (<eng.): rechtsbek (Waubach) | Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)] III-3-2 |
21720 | rechtspreken | rechtspreken: rech sjpreëke (Waubach) | rechtspreken [rechten] [N 90 (1982)] III-3-1 |
18961 | rechtvaardig | gerechtig: gerechtig (Waubach) | handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)] III-1-4 |
24082 | rector | rector (lat.): rektor (Waubach) | Een rector, de geestelijk leider van een klooster of gesticht. [N 96D (1989)] III-3-3 |
25083 | reeks, rij | rij: ri-j (Waubach) | een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)] III-4-4 |
28312 | regelaar vervoer | telefonist: telǝfones (Waubach [(Laura / Julia)] [Maurits]) | De vervoerregelaar regelt in de Nederlandse mijnen het transport en de distributie van de lege wagens voor de verschillende laadstations. In de Belgische mijnen kent men hiervoor de "dispatcher". "De dispatcher verdeelt de ledige mijnwagens over de verschillende afdelingen en pijlers. Hij vormt de rijen wagentjes voor hun vertrek en stelt zich gedurende de ganse werktijd telefonisch op de hoogte van het vervoer" (Vanwonterghem pag. 100). [N 95, 150; N 95, 149b; monogr.; Vwo 233; Vwo 284; Vwo 828; Vwo 830] II-5 |
25171 | regen (alg.) | plons: ploensj (Waubach), #NAME? ploensj (Waubach), regen: rĕĕ⁄n (Waubach), rèèn (Waubach) | regen || regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)] III-4-4 |
25181 | regenboog | regenboog: regebaog (Waubach) | regenboog [weerteken] [N 22 (1963)] III-4-4 |
25238 | regenbuitje | beetje regen: u bietje reën (Waubach), schuiltje: sjuulke (Waubach) | licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)] || regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)] III-4-4 |
25183 | regenen (alg.) | plonsen: #NAME? ploensje (Waubach), regenen: rèène (Waubach), ⁄t rent (Waubach) | regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)] III-4-4 |