22528 |
rikken (kaartspel) |
rikken:
rikke (Q117a Waubach)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17599 |
rimpels |
rimpels:
rimpels, rimpel (Q117a Waubach),
rumpele, rumpel (Q117a Waubach)
|
Hoe noemt men de plooien in de huid van een mens ? Bedoelt worden vooral de plooien in het voorhoofd. Wat is hiervan het enkelvoud ? [DC 18 (1950)]
III-1-1
|
29911 |
ringen |
ringen:
reŋǝ (Q117a Waubach)
|
Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.]
I-12
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
ringen:
ringe (Q117a Waubach)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
24234 |
ringmus |
veldmus:
veltmusj (Q117a Waubach),
vèltmös (gew.uitspr.) (Q117a Waubach)
|
ringmus || ringmus (14 bijna gelijk aan de huismus, maar chocoladepetje en -plekje op de wang; broedt meer in hol hout; vaak op trek in flinke troepen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
27960 |
ringondersteuning |
ringbouwwerk:
reŋkbō.wwɛrk (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Gesloten ondersteuning, bestaande uit gebogen staalprofielen. De samengestelde ondersteuning heeft de vorm van een cirkel of een ovaal. De ringondersteuning wordt toegepast wanneer ruimten met grote afmetingen moeten worden ondersteund of wanneer grote drukverschijnselen worden verwacht. [N 95, 342 add.; N 95, 341; monogr.]
II-5
|
24449 |
ringrups |
rups:
roepsj (Q117a Waubach)
|
ringelrups, ringrups, kleurig gestreepte rups van de vlinder die zijn eitjes in een ring om de takken van bomen ne heesters legt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17669 |
ringvinger |
ringvinger:
rinkvinger (Q117a Waubach)
|
Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
23645 |
rinkelen met de altaarbel |
klingelen:
kliengele (Q117a Waubach),
schellen:
sjelle (Q117a Waubach)
|
Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20792 |
rins |
zurig:
zurig (Q117a Waubach)
|
lichtelijk zuur smakend (rins, zurig) [N 91 (1982)]
III-2-3
|